Verpleegplan
1) Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
-Tijdelijke verandering of verlies van bewustzijn
- Verlies over controle van bepaalde spieren
- Hallucinaties
- Blauwgekleurde huid
- ademhalingsstilstand
- Hypoxie, met name gedurende de tonische fase (=> myocardinfarct)
- Hypertensie
- Tongbeet
2) Voeding/stofwisselingspatroon
- Aspiratie
3)Uitscheidingspatroon
- Urinelozing
4)Activiteitenpatroon
- niet alleen zwemmen
- na een aanval mag je een tijd niet meer autorijden.
5) Slaap/rustpatroon
- Uit bed vallen
- Vermoeidheid en irritatie
6) Cognitiepatroon
- Starre blik
- bepaalde lichtprikkels kunnen aanvallen
opwekken.
- reactie vermogen is vaak minder door de
medicatie.
7) Zelfbelevingspatroon
- iemand voelt zich afhankelijk bij het uitvoeren van bepaalde
activiteiten.
8) Rollen/relatiespatroon
- je zou in een sociaal isolement kunnen komen, omdat je niet
altijd mee kunt/durft te doen met bepaalde activiteiten.
9) Seksualiteit/voortplantingspatroon
10) Stressverwerkingspatroon
- iemand kan depressief worden, omdat vaak niet kunnen doen wat een normaal mens wel kan.
11) Waarden/overtuigingenpatroon
PES; doel; interventies;
P: Iemand heeft last van een epileptische aanval.
E: Diegene heeft last van de ziekte epilepsie
S: iemand heeft last van aspiratie, iemand verliest het bewust
zijn, iemand verliest de controle over spieren, iemand valt uit bed tijdens de aanval.
Doel: proberen te voorkomen dat de patiënt een epileptische aanval krijgt.
Interventies: Anti-epileptica aanschaffen om de epileptische aanvallen te onderdrukken.
P: Iemand heeft last van aspiratie
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: Benauwd, hoesten, blauwe huid
Doel: Zorgen dat iemand tijdens een epileptische aanval zo min mogelijk last heeft van aspiratie.
Interventies: Als patiënt een aanval heeft de patiënt op zijn zij draaien zodat eventueel braaksel niet in de luchtwegen komt.
P: iemand verliest het bewust zijn.
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: iemand reageert niet op aanspraak of op pijnprikkels.
Doel: Zorgen dat een patiënt zo snel mogelijk weer bij kennis komt na een epileptische aanval.
Interventie: Zorgen dat de patiënt altijd een nootsetje met anti-epileptica bij zich heeft.
P: iemand verliest de controle over bepaalde spieren en slaat daar door met armen en benen in het rond, en bonkt met het hooft op de grond.
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: diegene begint te shaken, met zen armen en/of benen in het rondslaan.
Doel: zorgen dat de patiënt zich zo min mogelijk bezeren tijdens een aanval.
Interventies: zorgen dat er geen scherpe, puntige voorwerpen in de buurt liggen, zorgen voor voldoende ruimte rond de patiënt, zorgen voor iets zachts onder het hoofd van de patiënt.
P: iemand kan uit bed vallen tijdens een aanval
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: iemand valt uit bed.
Doel: zorgen dat iemand tijdens een epileptische aanval niet uit bed kan vallen en anders zorgen dat de patiënt zich zo min mogelijkbezeert.
Interventie: als een bed bedhekken heeft dan de bedhekken omhoog.
Zorgen dat het bed zo laag mogelijk staat zo dat de afstand van de val zo klein
mogelijk is. zorgen voor een zachte vloer, dus geen stenen vloer. Eventueel een matras naast het bed leggen.
-Tijdelijke verandering of verlies van bewustzijn
- Verlies over controle van bepaalde spieren
- Hallucinaties
- Blauwgekleurde huid
- ademhalingsstilstand
- Hypoxie, met name gedurende de tonische fase (=> myocardinfarct)
- Hypertensie
- Tongbeet
2) Voeding/stofwisselingspatroon
- Aspiratie
3)Uitscheidingspatroon
- Urinelozing
4)Activiteitenpatroon
- niet alleen zwemmen
- na een aanval mag je een tijd niet meer autorijden.
5) Slaap/rustpatroon
- Uit bed vallen
- Vermoeidheid en irritatie
6) Cognitiepatroon
- Starre blik
- bepaalde lichtprikkels kunnen aanvallen
opwekken.
- reactie vermogen is vaak minder door de
medicatie.
7) Zelfbelevingspatroon
- iemand voelt zich afhankelijk bij het uitvoeren van bepaalde
activiteiten.
8) Rollen/relatiespatroon
- je zou in een sociaal isolement kunnen komen, omdat je niet
altijd mee kunt/durft te doen met bepaalde activiteiten.
9) Seksualiteit/voortplantingspatroon
10) Stressverwerkingspatroon
- iemand kan depressief worden, omdat vaak niet kunnen doen wat een normaal mens wel kan.
11) Waarden/overtuigingenpatroon
PES; doel; interventies;
P: Iemand heeft last van een epileptische aanval.
E: Diegene heeft last van de ziekte epilepsie
S: iemand heeft last van aspiratie, iemand verliest het bewust
zijn, iemand verliest de controle over spieren, iemand valt uit bed tijdens de aanval.
Doel: proberen te voorkomen dat de patiënt een epileptische aanval krijgt.
Interventies: Anti-epileptica aanschaffen om de epileptische aanvallen te onderdrukken.
P: Iemand heeft last van aspiratie
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: Benauwd, hoesten, blauwe huid
Doel: Zorgen dat iemand tijdens een epileptische aanval zo min mogelijk last heeft van aspiratie.
Interventies: Als patiënt een aanval heeft de patiënt op zijn zij draaien zodat eventueel braaksel niet in de luchtwegen komt.
P: iemand verliest het bewust zijn.
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: iemand reageert niet op aanspraak of op pijnprikkels.
Doel: Zorgen dat een patiënt zo snel mogelijk weer bij kennis komt na een epileptische aanval.
Interventie: Zorgen dat de patiënt altijd een nootsetje met anti-epileptica bij zich heeft.
P: iemand verliest de controle over bepaalde spieren en slaat daar door met armen en benen in het rond, en bonkt met het hooft op de grond.
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: diegene begint te shaken, met zen armen en/of benen in het rondslaan.
Doel: zorgen dat de patiënt zich zo min mogelijk bezeren tijdens een aanval.
Interventies: zorgen dat er geen scherpe, puntige voorwerpen in de buurt liggen, zorgen voor voldoende ruimte rond de patiënt, zorgen voor iets zachts onder het hoofd van de patiënt.
P: iemand kan uit bed vallen tijdens een aanval
E: iemand heeft een epileptische aanval
S: iemand valt uit bed.
Doel: zorgen dat iemand tijdens een epileptische aanval niet uit bed kan vallen en anders zorgen dat de patiënt zich zo min mogelijkbezeert.
Interventie: als een bed bedhekken heeft dan de bedhekken omhoog.
Zorgen dat het bed zo laag mogelijk staat zo dat de afstand van de val zo klein
mogelijk is. zorgen voor een zachte vloer, dus geen stenen vloer. Eventueel een matras naast het bed leggen.